Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom zeg ik: [12]Wendt het gezicht van mij af; [13]laat mij bitterlijk wenen; [14]dringt niet aan, om mij te troosten over de verstoring [15]der dochteren mijns volks. 12. Te weten, o gijlieden altegaar, die mij troosten wilt. 13. Hebreeuws, laat mij verbitteren met wenen. 14. Of, bemoeit u niet verder, en doet geen moeite meer om mij te troosten. 15. Dat is, van iedere kleine stad in het Joodse land, van welke Jeruzalem als de moederstad is.